Foto’s zonder happy end
Pieter Hugo (Johannesburg, 1976) behoort tot één van de meest spraakmakende fotografen van het laatste decennium. Voor het eerst wordt een overzicht van zijn verschillende fotoreeksen bij mekaar gebracht in een lijvige monografie. Op de puinen van een postkoloniaal Afrika schrijft hij de kroniek van een complex en getraumatiseerd continent.
De blanke Zuid-Afrikaan Pieter Hugo werd geboren toen het apartheidsregime nog stevig in het zadel zat. Hugo groeide op in Kaapstad en was amper 15 toen Mandela uit zijn gevangenschap op Robbeneiland bevrijd werd om het kort daarna tot president te schoppen. Het waren woelige tijden, ook buiten het zwarte continent: de Sovjet-Unie was net uit elkaar gevallen en de Berlijnse muur werd gesloopt. Nelson Rolihlahla Mandela kreeg overigens een stuk van die muur cadeau tijdens een bezoek aan Berlijn in 1996. Nu staat het in Kaapstad als monument en symbool voor de idiotie waartoe sommige regimes kunnen leiden. Een mooie parallel: de Berlijnse muur en apartheid. Verdeel en heers.
Oerwoud
In dit klimaat begon de jonge autodidact Pieter Hugo te fotograferen. In een samenleving als Zuid-Afrika is het verdraaid lastig om een eenduidig standpunt in te nemen en je met de camera een weg te banen door het oerwoud van heden en geschiedenis, op weg naar een betere wereld. Kenmerkend is de uitspraak van Hugo in een interview met Joanna Lehan: “ It’s yet another complexity. There’s no such thing as a happy ending. Anyway, I’m not trying to explain or pass judgment with my photographs.”
In het boek ‘This Must Be The Place’ worden meer dan 10 series in niet chronologische volgorde achter mekaar geplaatst. Het bekendste is ongetwijfeld ‘The Hyena and other Men’, waarmee Hugo in 2005 internationaal doorbrak. Voor deze serie reisde Hugo naar Nigeria om er straatartiesten te fotograferen met hun vervaarlijke hyena’s. Zoals vaak in het werk van Pieter Hugo lijkt hij tegenstrijdige elementen tegen mekaar uit te spelen. We zien de exotische zwarte gespierde mannen met hun gemuilkorfde monsterlijke beesten, maar het zijn spelers, verwikkeld in een re-enactment van de wilde Afrikaan in een decor van de alledaagse stad.
Zombies
In de serie ‘Nollywood’ gaat Pieter Hugo een stap verder in het vermengen van fictie en realiteit. Na Bollywood (Bombay) en Hollywood, heeft Nigeria de derde grootste filmindustrie van de wereld. Hugo fotografeerde er de acteurs uit sciencefiction, horror en geweldfilms in hun kostuums en grotesk gegrimeerd naast de set, opnieuw in de stoffige alledaagsheid van de moderne Afrikaanse stad. Drie zombiekinderen poseren bij een grasveldje, ze vergeten even hoe ze geschminkt zijn. Een man met wit masker, bolhoed en lange zwarte jas poseert met een bijl in de hand langs de kant van de weg terwijl de auto’s voorbij rijden. Een naakte vrouw zit op de rand van een bed en kijkt ons vriendelijk aan. Een enorm mes gaat dwars door haar ribbenkast. Deze hilarische taferelen zijn allerminst vrijblijvend en bevinden zich op het snijvlak tussen het virtuele, metafoor en realiteit.
Steeds komt Pieter Hugo tot portretten vanuit een sterkte sociale interesse, zonder daarbij een antwoord of boodschap te willen formuleren. Het is trouwens een fundamenteel fotografische reflex om simpelweg ‘vast te leggen’, hoewel niets zo simpel is wat het lijkt, zeker niet in de wereld van vandaag.
Voor de serie ‘Judges’ fotografeerde Hugo zwarte rechters uit Botswana, in toga en met blonde pruiken. De paradox van de huidskleur komt nog scherper aan bod in de serie ‘Looking Aside’ waarin de fotograaf onder meer zwarte mensen met het albinosyndroom fotografeerde.
‘Permanent Error’ vertrekt van vuilnisbelten in Ghana waar de lokale bevolking gedumpte elektronica verbrandt om er edele metalen uit te recupereren. Het spreekt voor zich dat bij de verbranding van het plastic van mobiele telefoons en moederborden toxische stoffen vrijkomen waartegen deze ‘goudzoekers’ niet beschermd zijn. Overleven in het communicatietijdperk heet dat.
Familie
Toch kan Pieter Hugo’s werk bezwaarlijk cynisch genoemd worden, daarvoor is er te veel empathie aanwezig. Zijn foto’s zijn hard en soms brutaal, brengen ons uit balans, maar ook terug bij onszelf. In het laatste hoofdstuk van het boek, ‘Kin’, keert Hugo ook letterlijk terug naar zichzelf. ‘Kin’ betekent ‘familie’ en in tegenstelling tot de meer extreme onderwerpen die Hugo het afgelopen decennium behandelde, zien we hier portretten van naaste familieleden en landschappen van zijn omgeving. Hij portretteert zijn grootmoeder liggend op een bed met haar handen op de buik. We zien ook de naakte vrouw van de fotograaf in de slaapkamer, het venster op een kier. Het laatste beeld in het boek is een foto van Sophia Hugo. De jonge dochter van Pieter Hugo speelt op Table Mountain road. Met een roze kinderwagen staat ze in het midden van de weg. Een witte streep loopt tussen het kind en de kinderwagen. Altijd is er ergens een cesuur, een litteken of een grens in de beelden van Hugo. Of een fundamentele scheiding tussen hier en daar, toen en nu, fictie en realiteit, blank en zwart.
Bert DANCKAERT
‘This Must Be The Place’ van Pieter Hugo werd uitgegeven door Prestel. Essays van T.J. Demos en Aaron Schuman. Hardcover, 224 pagina’s met 160 kleurenafbeeldingen. 26 cm x 28,5 cm. ISBN: 978-3-7913-4689-2. Prijs: 49,95 euro.
Pieter Hugo, ‘Sophia Hugo on Table Mountain Road’, Cape Town, 2011