De machine die we samenleving noemen

Op de vorige ‘Rencontre d’Arles’ – sinds jaar en dag zomerse ontmoetingsplek en hoogmis van de fotografie – was één van de opvallendste presentaties een overzichtstentoonstelling van de Duitse fotograaf Michael Wolf in een leegstaande kerk. Na de première in Arles is die beklijvende tentoonstelling nu te zien in Fotomuseum Den Haag, producent van de expo.

Michael Wolf werd in 1954 te München geboren. Kort na zijn geboorte emigreerden Wolfs ouders naar de VS waar hij opgroeide. Vanaf zijn 14e begint hij te fotograferen en zelf foto’s te ontwikkelen in de donkere kamer. Het is pas na studies aan de universiteit van Berkeley dat hij op het idee komt fotografie te gaan studeren in zijn geboorteland Duitsland. Hij schrijft zich in voor de toelatingsproeven aan de Folkwang Universität der Künste te Essen waar de befaamde Otto Steinert lesgeeft die er generaties van bekende fotografen instrueerde. In 1976 studeert hij af met een serie over de leefomstandigheden van mijnwerkers in het Ruhrgebied. Dit vroege klein formaat zwartwitwerk wordt op de expo getoond en hoewel het op het eerste gezicht traditioneel documentair oogt, geeft de fotograaf hier al blijk van een fijngevoelige blik en een sociale betrokkenheid. We zien alledaagse taferelen uit het leven van doorsnee bewoners van de mijnstreek. Varkens worden geslacht, onderbroeken hangen aan de waslijn, jongeren hangen rond en roken een sigaret of drinken bier. Op één van de foto’s zien we vrouwen die aan de lopende band werken; mensen als radertjes in de grote machine die we samenleving noemen. Het is de voorbode van al wat zou volgen.

Pragmatisch

Michael Wolf start vervolgens een carrière als fotojournalist. In 1994 verhuist hij naar Hong Kong waar hij correspondent is voor het Duitse blad Stern. De verticale miljoenenstad waar flatgebouwen continu uit de grond rijzen en het traditionele leven beneden verpletteren, zal een zware stempel drukken op Wolfs fotografie. In 2003 houdt hij de fotojournalistiek voor bekeken onder druk van de vulgarisering van het vak die in de jaren 90 door de digitale revolutie was ingezet. Voor kwaliteitsfotoreportages is steeds minder ruimte en iedereen die toevallig een camera of telefoon op zak heeft, wordt geschiedschrijver van zijn tijd.

Voor Wolf is het een zegen want nu kan hij zich volledig toeleggen op langdurige projecten die niet langer louter in kranten en tijdschriften verschijnen maar aan de muren van galeries en musea getoond worden (en gepubliceerd in talrijke boeken). Een eerste voorbeeld hiervan is de serie ‘Informal Solutions’. Dit project, waar Wolf tot vandaag aan verder werkt, brengt pragmatische alledaagse oplossingen in beeld: een rubberhandschoen droogt op een bezemsteel, kleerhangers hangen aan kleerhangers en vormen een DIY wasrek. Stoelen worden eindeloos opnieuw hersteld tot het sculpturen worden met een lange geschiedenis. Slimme, creatieve oplossingen voor onbenullige ‘problemen’ worden onbewuste ready mades geboren uit de smoezelige schaduw van het leven beneden. Tussen de foto’s op klein formaat hangen video’s van hetzelfde onderwerp waarin een lichte beweging een belangrijke rol speelt. Minder geslaagd zijn de werkelijke objecten die tussen de foto’s werden opgesteld. De foto’s danken net veel van hun poëzie aan de manier waarop ze in beeld zijn gebracht en op hun beurt nóg eens ‘beeld’ worden. Door de gevonden objecten in de opstelling te integreren lijkt het statuut van zowel de objets toruvés als van de foto’s te vervagen.

Iconen

Helemaal op dreef komt Wolf in de serie Tokyo Compression (2010-2013) waarvoor hij close-ups maakte van mensen, gevangen achter de ruiten van overvolle metrostellen. Anonieme forenzen, opgesloten en platgedrukt tegen aangedampte ruiten en door de fotograaf opnieuw gevangen genomen in het kader van zijn meedogenloze camera. Vaak maakt hij hier handig gebruik van een dubbel kader: dat van zijn camera én dat van de randen van de vensters van het metrostel. De half afgeronde randen en de plaatsing van de gezichten lijken soms te verwijzen naar Russische iconen waardoor de beelden (de belangrijke laag van) het documentaire overstijgen en een elementaire menselijke conditie evoceren.

Patronen

Het meest indrukwekkend is de opstelling van ‘Architecture of Density’ (2003-2014). Grootformaatfoto’s werden per twee, rug tegen rug, hangend aan het plafond ín de ruimte opgesteld, net zoals dat het geval was in de kerk van Arles. Ook aan de wanden foto’s uit dezelfde serie waarbij abstractie en document treffend samenvallen. Fragmenten van eindeloze flatgebouwen in diverse kleuren worden platte abstracte vlakken. We zien de façades waarachter miljoenen mensen op mekaar gestapeld zijn. Wat blijft zijn geometrische patronen als een kleurrijk vormelijk spelletje van een geperverteerde schepper.

Tijdens een verblijf in Chicago fotografeerde Wolf ‘The Transparent City’ (2006). Amerikaanse buildings dit keer met veel glas en ’s avonds gefotografeerd waardoor we binnen kunnen kijken in de kantoren of flats. Tussen de grote foto’s kleine gepixelde details van zware uitvergrotingen van wat er zich binnen afspeelt. Opnieuw anonieme mensen door de fotograaf bespied als door een detective op zoek naar bewijsmateriaal. Deze serie gaat over privacy en voyeurisme en al snel komt de film ‘Rear Window’ voor de geest. In één van de vele kamers in een flatgebouw speelt een TV waarop we Cary Grant zien uit de bekende Hitchkockfilm. Met een telelens bespiedt hij de mensen in het gebouw tegenover het zijne. Het lijkt een té groot toeval dat die film werkelijk op het moment te zien was waarop Wolf de foto maakte. Maar misschien raakt net dát de essentie van het werk van Wolf die het documentaire beeld steeds optilt tot iets universeels, een abstractie of objet trouvé. Kunst en journalistiek op het scherp van de snede.

Bert DANCKAERT

Life in Cities van Michael Wolf in Fotomuseum Den Haag, Stadhouderslaan 43, 2517 HV Den Haag. Open di-zo 11 tot 18u. Tickets: 9/7 euro. www.fotomuseumdenhaag.nl