Op reis in het fotomuseum

‘Mijn vlakke land’ in FoMu

FoMu presenteert drie zomertentoonstellingen en sluit daarmee een sterk seizoen af. Hoofdtentoonstelling op de tweede verdieping is ‘Mijn vlakke land’ waar je uitgenodigd wordt om een spannende wandeling te maken tussen landschapsfoto’s van meer dan 50 kunstenaars uit binnen- en buitenland van 1856 tot 2015.

Wat meteen opvalt in de expo zijn de vele foto’s met bergtoppen, vergezichten en wilde vegetatie. De titel, die ontleend werd aan het bekende nummer van Jacques Brel, is een ironische vaststelling over de natuur van het fotografisch oppervlak en slaat dus niet op de landschappen zelf. Elke foto is immers een plat stuk papier waarop de illusie – of een constructie – van het afgebeelde plaatsgrijpt. Landschapsfoto’s zijn ook een vorm van toe-eigening; het landschap wordt als het ware gevangen in de camera en als digitale data op een geheugenkaartje of latent beeld op het negatief naar huis getransporteerd om daar herinnering te worden. Ook hier zit mogelijk een verwijzing naar Brels ‘Mijn vlakke land’. Brel bezong zijn ‘vlakke Vlaanderenland’ maar sprak de taal van de bourgeoisie wat bij veel Vlaamsgezinden tot grote ergernis leidde waardoor ze blind – of beter doof – werden voor de enorme schoonheid van het lied. Net zoals de foto zich het landschap toe-eigent, provoceerde Brel met de annexatie van ‘Le plat pays qui est le mien’.

Clusters

De tentoonstelling ontvouwt zich als een grote landkaart met een wildernis van landschapsfoto’s die clusters vormen waarbij vormelijke en thematische relaties gesuggereerd worden en waar de bezoeker van de ene in de andere ervaring rolt.

De expo vat aan met een enorme kleurenprint van Thomas Struth (D), ‘Paradise 09’ uit 1999. Het dichte oerwoud (dat in China gefotografeerd werd) geeft geen diepte prijs, we zien alleen de absolute chaos van de natuur. Tegelijk is het vatten van een beeld in een fotografisch frame altijd een vorm van ordening en stilering. Ieder beeld zoekt naar ijkpunten, herkenning, clichés of esthetische houvast.

Tegenover de foto van Struth hangen een aantal werken met eveneens een wildgroei van vegetatie. De foto van Gilbert Fastenaekens (B) toont slagvelden uit WO I. In de grond waaruit het wilde onkruid welig tiert, liggen honderden slachtoffers van gesneuvelde soldaten zegt de zaaltekst ons. De ondoordringbaarheid krijgt hier een extra dimensie, met name die van de spanning tussen het beeld en het onderschrift waarbij het beeld doofstom lijkt ten aanzien van de geschiedenis.

Wat verderop hangt opnieuw een monumentale kleurenfoto met dichte begroeiing, dit keer is het beeld compleet geconstrueert in de studio van de kunstenaar. De foto is van Thomas Demand (D) die als beeldhouwer begon en maquettes van alledaagse situaties maakte. Hij documenteerde zijn sculpturen en stelde vast dat de foto’s van de maquettes interessanter waren dan de objecten zelf. Het was alsof de maquette die al een representatie was, in de foto ervan de constructie nóg eens interpreteerde. Als foto’s een vorm van ordening zijn, dan zijn de foto’s van Thomas Demand een ordening in het kwadraat.

Net zo werkt de foto van Dirk Braeckman (B) die op een kermiskraam een geschilderd berglandschap met sneeuw vastlegde en daarop zijn flits projecteerde. Niet alleen de foto is hier een plat vlak, ook het metalen beschilderde paneel dat de foto in beeld brengt, is meedogenloos plat – een dubbele illusie.

Daarnaast hangt een foto van de Matterhorn van Corinne Vionnet (F) uit de serie ‘Photo Opportunities’. Zij verzamelde honderden foto’s van photo sharing websites en legde die allemaal transparant op elkaar. Omdat iedereen nagenoeg dezelfde foto van de bekende berg maakt, vormen de vele foto’s één duidelijk -en ook heel ‘schilderachtig’ – beeld dat meer zegt over slaafs kopieergedrag van de modale toerist dan over de plek zelf.

Dogma’s

Op een grote lichtbak zien we een enorme verzameling dia’s die uit verschillende amateurarchieven komen. Deze verzameling toont ook de dogmatische voorgeschreven regels van hoe een ‘goede’ landschapsfoto er uit zou moeten zien. Het leidt tot één stroom van clichés en herhalingen.

Langs Thomas Ruffs (D) bekende foto van een sterrenhemel, komen we bij Dominique Somers (B) die een even grote foto van een sterrenhemel bewerkte met olieverf; ze schilderde elk lichtpuntje weg waardoor er slechts een zwart vlak overblijft.

Op het einde van het wilde en overvolle parcours van deze expo werden twee projecties opgesteld. In een zwarte ruimte licht af en toe een zeelandschap op. Liam Singelyn (B) ontstak voor deze film af en toe magnesium wat resulteert in lichtflitsen die aan militaire acties doen denken. Tussen de flitsen in, blijft alles zwart. Daarnaast is er de analoge grootbeeld diaprojectie ‘Whiteout’ van Geert Goiris (B) in een compleet witte ruimte. Hij fotografeerde op Antarctica het fenomeen van desoriëntatie dat ontstaat door de enorme hoeveelheid wit licht dat zowel door de lucht als door de sneeuw wordt gereflecteerd.

Curatoren Maarten Dings (NL) en Joachim Naudts (B) leveren met ‘Mijn vlakke land’ een rijke wandeling via heel uiteenlopende interpretaties van landschapsfotografie. Toch moet gezegd dat ook zij zich alle werken toe-eigenen en er één nieuw werk of visuele ervaring van maken waardoor sommige werken louter als pion aanwezig zijn in het spel van de curatoren. Maar omdat het zo goed werkt, is hun dat ruimschoots vergeven.

Bert DANCKAERT

‘Mijn vlakke land’ tot 22 oktober in FoMu, Waalsekaai 47, 2000 Antwerpen. Open di-zo van 10 tot 18u. Tickets 8/6/3 euro.

Thomas Struth, ‘Paradise 09’, 1999.