Over strandcabines en andere façades

Van de Duitse fotograaf Götz Diergarten (1972, Mannheim) kwam onlangs een monografie uit bij uitgeverij Hatje Cantz. Een overzicht van zijn werk wordt momenteel getoond in het Weserburg Museum für Moderne Kunst te Bremen (D). Diergarten studeerde aan de befaamde kunstacademie van Düsseldorf bij Bernd Becher (1931-2007) die zijn stempel drukte op een hele generatie actuele fotografen. Wij zochten Diergarten op voor een gesprek over typologieën, formalisme en de leermeester van de ‘Becher Schule’.

Wat deed je besluiten om als beginnend fotograaf bij Bernd Becher te gaan studeren?

Götz Diergarten: Aan het einde van mijn humaniorastudies verbleef ik een half jaar in een klein stadje in Californië waar ik een cursus fotografie volgde. De leraar van die cursus stimuleerde me verder te gaan met fotografie. Ik wilde geen toegepaste of commerciële fotografie volgen dus kwam ik uit bij de kunstacademies. In 1991 zag ik in Düsseldorf de tentoonstelling ‘Aus der Distanz’, een groepstentoonstelling van Bernd & Hilla Becher samen met een aantal oud-studenten. Wat ook meegenomen was: voor de toelatingsproef in de academie van Düsseldorf moest ik geen tekenproef afleggen maar alleen een portfolio met foto’s voorleggen. In 1992 besloot ik me in te schrijven in Düsseldorf.

Hoe groot was de invloed van Bernd Becher op je werk?

Diergarten: Het was veeleer de kwaliteit en de kracht van het werk van Bernd en Hilla Becher die een stempel drukte dan de pedagoog in Bernd Becher. Om eerlijk te zijn: hij was niet zo vaak op de academie. Als we hem wilden zien, moesten we ’s morgens vroeg bellen voor een afspraak. Anders was de kans groot dat hij er op uitgetrokken was om foto’s te maken van één of andere watertoren of koolmijn.
De invloed van de Bechers is heel zichtbaar in mijn werk. Toch zoek ik in mijn beelden naar een heel andere impact. Ik maak mijn foto’s in hetzelfde diffuse en zachte licht als zij. Maar waar de Bechers op zoek gingen naar de sculpturale kwaliteiten van een industriële site of gebouw, ben ik meer geïnteresseerd in de manier waarop banale façades dezelfde impact kunnen hebben als een schilderij.
Wat we zeker gemeen hebben is het werken met typologieën om zo het bijzondere – of beter – het individuele in het uniforme te onderlijnen. Wanneer je je foto’s reduceert tot een groep typologische en gelijklopende beelden, wordt ieder afzonderlijk beeld er sterker van omdat er een vergelijkende blik tussen dingen en objecten ontstaat.

‘Foto’s met de impact van een schilderij’, het klinkt bijna als in de dagen van het picturalisme…

Diergarten: De impact die ik zoek is ‘immanent’ en geen artificiële toevoeging zoals in de tijd van het picturalisme. Ik voeg niets toe of manipuleer niet nadat de foto is gemaakt. Ik tracht tot een ander niveau van abstractie te komen door alledaagse onderwerpen te selecteren en die te benaderen volgens de bekende regels van compositie, kleur en vorm. Ik ben niet geïnteresseerd in sensationele architectuur of schitterende landschappen. Het is voor mij omgekeerd evenredig: hoe minder treffend en minder bijzonder het beeld, des te hoger het niveau van abstractie.

Over manipuleren gesproken: sinds kort ben je ook overgeschakeld van analoge naar digitale fotografie. Heeft dat veel veranderd?

Diergarten: Neen, niet echt. Ik sta erg argwanend tegenover de eindeloze mogelijkheden van de postproductie. Tegenwoordig bieden zelfs de kleinste amateurcamera’s allerhande tools om tijdens het fotograferen bepaalde kleuren extra te accentueren en andere te desatureren. De eigenaars van die camera’s ervaren dat als extra creatieve mogelijkheden. Maar volgens mij ze verwarren creativiteit met virtuositeit.

Wat is voor jou het belangrijkste: wát je fotografeert (een strandcabine, een metrostation, …) of de manier waarop het werd gefotografeerd?Heeft het zelfs belang wát je fotografeert?

Diergarten: Mijn foto’s hebben één ding gemeen: ik zoek steeds ‘beeld-dragers’ in banale architectuur. Op die manier kan het bijna alles zijn, behalve spectaculaire of ‘interessante’ architectuur. Hoe minder aandacht er is gespendeerd aan dat soort objecten, hoe meer ze aan beeldende kracht winnen wanneer ze uit hun context worden geïsoleerd. Het gaat dus niet over de onderwerpen op zich maar over een zeker formalisme dat uitgespeeld wordt tegenover het sociologische aspect.

Hoe zie je die documentaire laag in het werk van Bernd en Hilla Becher?In interviews weidden ze vaak lang uit over industrieel erfgoed terwijl ze kunsthistorisch vooral als conceptuele kunstenaars gezien worden.

Diergarten: Het is zelfs zo dat door de persoonlijke interesse en betrokkenheid van de Bechers volledige industriële sites zoals de Völklinger Hütte nu als werelderfgoed beschermd worden. De Bechers konden je overladen met technische beschrijvingen of je de trans-Atlantische verschillen van koolmijnen uitleggen. Toch was er ook altijd een abstracte laag in hun werk. Hun eerste boek heette dan ook ‘Anonymous Sculptures’ en ze ontvingen de Gouden Leeuw van Venetië voor hun ‘sculpturaal werk’. Zo zie je dat vorm, concept én document perfect samen kunnen vallen.

Bert DANCKAERT

‘Photographs’ van Götz Diergarten werd uitgegeven door Hatje Cantz en kost 35 euro. ISBN 978-3-7757-2563-7
Een overzicht van het werk van Götz Diergarten is tot 31 oktober te zien in Weserburg, Museum für Moderne Kunst in Bremen (D). Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18u en op donderdag tot 21u. Toegang 8/5 euro.