Een overzicht van het werk van fotograaf Jeff Wall is sinds vorige week in Bozar te zien. Zijn werk treedt er in dialoog met een selectie historische en actuele fotografie, minimal art, schilderkunst, video, cinema en zelfs performancekunst. Joël Benzakin en Hans De Wolf maakten samen met de bekende Canadese kunstenaar de selectie vanuit een aantal thematische associaties, maar vooral vanuit de overtuiging van het begrip ‘kwaliteit’.
Het is de eerste keer dat zijn werk op deze manier binnen een tentoonstelling in een context geplaatst wordt, zegt Jeff Wall (Vancouver, °1946). “We hebben ongeveer drie jaar aan dit project gewerkt om tot de selectie te komen. We wilden een tentoonstelling maken die niet louter een vertaling zou zijn van een idee. Het ging ons meer over het creëren van een ervaring.”
Er werden ook twee Belgische kunstenaars in de selectie opgenomen?
Jeff Wall: “Inderdaad: David Claerbout en Luc Tuymans. Ik had er ook graag René Magritte bij gehad. Helaas is dat er door plaatsgebrek niet van gekomen. Maar we selecteerden niet op nationaliteit, het uitgangspunt was steeds de kwaliteit van het werk.”
Dat lijkt me heel breed…
Wall: “Juist, maar het is het enige concrete waaraan ik me kan vasthouden. Ik ben niet noodzakelijk geïnteresseerd in de onderwerpen van bijvoorbeeld Magritte of Picasso. Ik ben geïnteresseerd in de kwaliteit van het werk, dat heeft steeds de grootste impact op mij.”
“Gelijk welk werk in de tentoonstelling heeft een specifieke betekenis voor me omdat het ‘iets’ met me gedaan heeft, maar ik betwijfel of ik het zou kunnen omschrijven. Ik wil er ook niet te expliciet mee omgaan. We selecteerden geen enkel werk als bewijsvoering of omdat het een goed voorbeeld zou zijn van één of andere relatie tot mijn werk. We wilden ook geen fotohistorisch overzicht brengen. Zo zijn er twee kamers met klassieke fotografie die vanuit fotohistorisch standpunt onvolledig zullen zijn. We gingen telkens uit van de heel persoonlijke impact van een bepaald werk op mij. De geselecteerde werken maken deel uit van mijn heel persoonlijk canon.”
Welk werk van David Claerbout heb je gekozen?
Wall: “‘Sections of a Happy Moment’, ik zag het werk in Vancouver en werd meteen getroffen door de sequentie van stilstaande beelden met een enorm cinematografisch effect. Ik herken me in de doorgedreven precisie maar ook in de setting van het werk, het is een soort ruimte waartoe ik me ook vaak aangetrokken voel.”
“Ik heb vaak gezegd dat video niet thuishoort in een kunstruimte, die overtuiging ben ik nu aan het bijstellen (lacht). Ik heb er nog steeds vragen bij, maar dat maakt het net interessant. Ik ben nergens tegen, ik denk er graag over na. De enige manier om dat te doen, is er in een tentoonstelling mee omgaan en daarom zijn er verschillende videowerken in de expo. Claerbouts werk is een heel krachtig statement over de relatie tussen het stilstaande en het bewegende beeld.”
En hoe kwam je tot de selectie van je eigen werk?
Wall: “Vanuit de vraagstelling waarvoor de verschillende ruimtes moesten staan. Zo is er een zaal die in dialoog treedt met een overzicht van klassieke fotografie tot midden jaren 60. In die ruimte tonen we beelden op groot formaat die duidelijk gerelateerd zijn aan aspecten van documentaire fotografie. Werken uit de jaren 80 zoals ‘Milk’ en ‘Mimic’ vind je daar terug, of uit een meer recente periode ‘In Front of a Nightclub’ of ‘Overpass’. Het zijn werken die zinspelen op de karakteristieken van straatfotografie of documentaire fotografie. Ze behoren tot de categorie van wat ik ‘near-documentary’ noem.”
“Ik zie mijn werk gerelateerd aan reportage, hoewel ik zelf geen reportage bedrijf. Ik contempleer erover. Ik hou ervan om in de wereld te staan als een fotograaf, zonder foto’s te maken. Het klinkt paradoxaal. Veel van mijn beelden had ik op dit of dat moment kunnen fotograferen, mocht ik dat soort fotograaf geweest zijn, maar ik besliste een ander soort fotograaf te worden. Ik mis altijd de opname. Maar precies in dat falen opent zich een nieuwe mogelijkheid. In de eerste plaats is dat een loslaten, het moment durven verliezen om van het negatieve moment van verlies te vertrekken. Dan speelt de herinnering een grote rol, plus het soort van vakmanschap zoals in het theater of de literatuur, waar je een situatie moet hercreëren in plaats van ze te vangen. Dat opende voor mij de deur: fotograferen door niet te fotograferen.”
Maar er is toch een enorm verschil tussen ‘echte’ straat- of documentaire fotografie en jouw reconstructies of re-enactments?
Wall: “Natuurlijk, maar er is een relatie en dat willen we in deze expo accentueren. Vandaar dat we ook niet voor een chronologische opstelling hebben gekozen maar vanuit het denken over het begrip ‘documentaire fotografie’ foto’s van verschillende periodes hebben samengebracht. In een andere zaal selecteerden we dan weer vanuit een literaire achtergrond en maken we de combinatie met boeken en zo. In de laatste zaal ten slotte krijg je een klein overzicht van mijn werk van de jaren 90 tot nu.”
Sommige van je werken komen erg dicht bij pure documentaire fotografie, terwijl andere werken hyper geconstrueerd zijn, waardoor ze sterk naar cinema of theater verwijzen. Klopt het dat je doorheen je carrière steeds dichter gaat aanleunen bij een documentaire benadering?
Wall: “Inderdaad. Ik geloof dat het documentaire karakter van fotografie fundamenteel is voor dat medium. Daarmee wil ik in dialoog treden. Op een bepaald moment was ik ook een beetje uitgekeken op het artificiële in mijn werk, dus veranderde ik mijn stijl. Toch hou ik steeds de deur open, als ik geïnspireerd geraak om weer de andere richting uit te gaan, kan dat. Die vrijheid in mijn werkmethode is voor mij erg belangrijk.”
Hoe besliste je om je werk in lichtbakken te presenteren?
Wall: “Zoals bij de meeste dingen gebeurde dat min of meer per ongeluk. Halfweg de jaren 70 werd er veel geëxperimenteerd met fotografie, we zaten in het post-reportage-tijdperk en veel kunstenaars gebruikten fotografie in hun werk. Ik was ervan overtuigd dat ik op een picturale manier en in kleur met fotografie wilde werken, dus bezocht ik een lab dat voor me zou printen. Ik hield niet van Cibachromes (procedé om hoogkwalitatieve afdrukken te maken van dia’s, B.D.) omdat die heel glanzend waren. En het gewone Kodak-procedé was erg instabiel waardoor je beeld al na zes maanden vervaagde. Ik wist niet wat te doen en de man van het lab stelde me transparante Cibachromes voor. In zekere zin was het dus per ongeluk: ik koos voor transparanten omdat ik niet van de andere oplossingen hield. Het was niet gepland.”
En dan begonnen critici te schrijven over de verwijzing naar cinema of reclame…
Wall: “Dat klopt, hoewel ik me er natuurlijk bewust van was dat mijn lichtbakken erg leken op het soort reclamedisplays dat je overal tegenkomt. Op straat, in de luchthaven… Ik hield ervan dat de lichtbakken hun oorsprong kenden in één of andere platte commerciële context. Het was wellicht de meest banale manier waarop je fotografie kon gebruiken en dat beviel me. Voor mij was het ook verwant aan een 19de-eeuwse attitude – zoals bij Rimbaud – van de kunstenaar die zich hoort te misdragen om conventies te ondermijnen en iets nieuws te doen.”
Blijft dat nog steeds een motivatie, tegen de schenen schoppen? Kan dat als established kunstenaar?
Wall: “Het blijft zeker mijn motivatie, maar ik ben er de laatste tijd niet zo succesvol in. (lacht) Het is natuurlijk veel moeilijker nu en bovendien is mijn relatie tot het medium veranderd en is het medium zelf ook veranderd. Die provocerende positie is vandaag moeilijk in te nemen met fotografie.”
Hoe zie je de evolutie van fotografie doorheen de laatste decennia?
Wall: “Binnen de kunstwereld is fotografie geëvolueerd tot een volledig aanvaarde kunstvorm.”
En de digitale omwenteling?
Wall: “Door de digitalisering worden foto’s met een enorm gemak doorgestuurd, gekopieerd… Maar volgens mij heeft de digitalisering haast geen effect op het maken van foto’s. Fotojournalisten moeten nog steeds met hun camera naar bepaalde plekken gaan, composities maken en momenten kiezen. Hun beelden bereiken de magazines sneller, dat wel.”
Als we vandaag naar foto’s kijken weten we dat de beelden ‘kunnen’ gemanipuleerd zijn…
Wall: “Ik geloof niet dat de mensen zo kijken. De meeste foto’s in magazines zijn trouwens niet gemanipuleerd, omdat er geen reden is om te manipuleren. Dat is één van de verrassende vaststellingen vandaag: de omkeer is er niet gekomen, dat hele Orwelliaanse ‘1984′-idee – dat we niets nog kunnen vertrouwen – is er gewoonweg niet gekomen.”
Geloof je dat fotografie meer naar schilderkunst is geëvolueerd?
Wall: “Neen. Fotografie en schilderkunst hebben altijd bij elkaar aangeleund, als broer en zus. Ze doen dezelfde dingen en er is een grote dialoog tussen beide. Ik geloof niet dat mijn foto’s er uitzien als schilderijen, maar ze zijn wel tot stand gekomen door mijn interesse in schilderkunst.”
Hoe belangrijk ervoer je de legendarische tentoonstelling (waar vandaag zo veel om te doen is) ‘New Topographics’ in 1975? Was dat vernieuwend?
Wall: “Ja en neen. Ik herinner me dat ‘New Topographics’ in die tijd al erg traditioneel op me overkwam, hoewel ik er erg van hield en er door de jaren heen steeds meer van ben gaan houden. Maar het kwam duidelijk uit een fotojournalistieke traditie, en daar had ik het toen erg moeilijk mee. Het was niet de richting die ik uit wilde gaan. Misschien komt dat omdat ik als schilder begonnen ben. Schilders hadden in mijn ogen een soort vrijheid die fotografen niet leken na te streven. Neem alleen al het formaat, een schilderij kan heel klein of gigantisch zijn, terwijl fotografen vanuit de documentaire traditie veeleer in boekvorm dachten en hun werk allemaal in de dezelfde relatief kleine formaten afwerkten. Dat was voor mij niet open genoeg, ik voelde het aan als een beperking.”
Tot slot: je had het in dit gesprek een paar keer over ‘kwaliteit’, maar hoe meet je kwaliteit?
Wall: “Daar probeer ik nog steeds achter te komen! (lacht) Ik denk dat we simpelweg wijzen naar de dingen die we beter vinden dan andere en zo vergelijkingen maken. Dat is het fascinerende aan kunst: je velt een oordeel zonder dat er regels zijn. Dat zal mensen die ‘het waarom’ willen kennen steeds blijven frustreren. Veel mensen hebben problemen met het begrip ‘kwaliteit’ omdat het arbitrair lijkt, alsof er een elitegroep van smaakmakers beslist en de massa moet volgen, maar zo werkt het niet. Kunst is onwetenschappelijk omdat het over ervaring gaat. Kwaliteit is iets wat je ervaart, heel persoonlijk dus. En toch kan die ervaring heel gelijklopend – en dus niet eens zo subjectief – zijn.”
Bert DANCKAERT
‘The Croocked Path’ van Jeff Wall tot 11 september in Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel. Open van di-zo van 10-18u, do tot 21u. www.bozar.be
Jeff Wall – Overpass, 2001 – Transparency in lightbox – 214 x 273.5 cm – courtesy of the artist